Lasmachines worden gebruikt om metalen delen permanent te verbinden met warmte die wordt opgewekt door elektrische energie. Ze zijn verkrijgbaar in verschillende maten en uitgangsspanningen, van een klein hobbymodel met een uitgang van 80 amp tot een industrieel model met een uitgang van 12.000 amp voor puntlassen.
Functie
Lasmachines nemen de elektrische stroom van een hoogspanningsbron en zetten deze om in een bruikbare energieboog om twee materialen samen te smelten.
Soorten
Lasmachines zijn ofwel constante stroom (CC) of constante spanning (CV). Lasmachines met constante stroom handhaven een ingestelde stroom door de uitgangsspanning te veranderen. Machines met constante spanning houden de spanning stabiel door de uitgangsstroom aan te passen.
Transformator
Sommige lasmachines gebruiken een transformator om de hoogspanningsstroom van het stopcontact om te zetten in een lagere spanningsstroom. De uitgangsstroom kan vervolgens binnen een bepaald bereik worden aangepast.
Dynamo of generator
Andere soorten lasmachines gebruiken een motor of verbrandingsmotor om elektrische energie om te zetten in mechanische energie. Een alternator of generator wordt vervolgens gebruikt om deze mechanische energie om te zetten in een lage stroom elektrische output.
Inverter
Inverterlasmachines produceren de hoge spanningen die nodig zijn voor booglassen met hoge intensiteit. De machine slaat de hoogspanningsstroom uit het stopcontact op in een condensator. Een microprocessor schakelt vervolgens de opgeslagen energie in een getransformeerde waar het wordt omgezet in de gewenste uitgangsstroom.